Door op 3 oktober 2014

Bees Blog

Afgelopen zaterdag was ik samen met nog 700 raadsleden uit alle hoeken van het land samen met mijn collega raadslid aanwezig in Zwolle op de decentralisatiedag.
Duidelijk werd dat iedereen er van overtuigd was dat niemand weet hoe de WMO, de Participatiewet en de Wet Werk en zekerheid in 2015 nu precies zullen uitpakken.
Ook de overheveling van de jeugdzorg naar gemeenten verloopt op veel plaatsen nog stroever dan eerder gedacht. Dat schrijft ondermeer de commissie-Geluk, die toeziet op de transitie, in een brief aan het ministerie van Volksgezondheid.

Een kwart van tachtig geënquêteerde jeugdzorginstellingen verwacht in 2015 genoeg budget te krijgen om de zogenoemde “continuïteit van zorg” te garanderen. De helft vreest een tekort. De rest vindt het nog te vroeg om daar uitspraken over te doen. De zorggarantie, vastgelegd in de nieuwe Jeugdwet, houdt in dat kinderen die nu jeugdzorg krijgen, daar in 2015 ook recht op hebben.

De commissie Geluk pleit voor meer geld voor jeugdzorginstellingen, bovenop een al bestaand fonds van 200 miljoen. Ook spoort de commissie jeugdzorginstellingen aan onderling afspraken te maken over het overnemen van zorg, mocht een instelling failliet gaan.

Ook de rekenkamers van de vier grote steden maken zich zorgen over de jeugdzorg per 2015, zo blijkt uit een rapport dat zij vandaag publiceerden. Zij vragen zich af of de besparingen op de jeugdzorg (450 miljoen euro in drie jaar tijd, op een budget van 3 miljard) en de verbetering van het stelsel wel op korte termijn kan worden gerealiseerd.

Doel van het overhevelen van de jeugdzorg is dat er een kleiner beroep wordt gedaan op specialistische jeugdzorg door problemen voor te zijn of in een vroeg stadium aan te pakken. Ook moeten gezinnen worden geholpen de problemen zelf aan te pakken.
Maar, schrijven de Rekenkamers, het duurt een aantal jaren voordat dit tot zichtbaar resultaat leidt.

In eerste instantie kan het zo vroeg mogelijk signaleren van problemen bij kinderen en jeugdigen juist leiden tot het ‘ontdekken’ van tot dan toe onontdekte probleemgevallen. De Rotterdamse rekenkamer schrijft dat sommige ouders – bijvoorbeeld verstandelijk gehandicapten – nooit in staat zullen zijn hun eigen problemen aan te pakken en op te lossen.
De gemeenten moeten de “infrastructuur” van het nieuwe jeugdbeleid op orde brengen. Zij zullen ervoor moeten zorgen dat de computers van de verschillende instellingen en hulpverleners met elkaar kunnen communiceren. En er moet een “lokaal netwerk” komen van zorgaanbieders.

Dat kost een hoop geld, en onduidelijk is of en, zo ja, op welke termijn dat wordt terugverdiend of op kan worden bespaard. Staatssecretarissen Van Rijn en Teeven zeggen dat gemeenten die hun zaken niet tijdig op orde hebben in het uiterste geval onder curatele worden geplaatst.
Gelukkig hoeven we ons daarover in Staphorst geen zorgen te maken. Het voorliggende beleidsplan biedt daarvoor genoeg handvaten, een gedegen stukje werk waar we ons goed in kunnen vinden, maar wel met de kanttekening aandacht te blijven hebben voor een goed keukentafelgesprek en er voor te waken dat niemand tussen wal en schip raakt en samenwerking te zoeken waar maar mogelijk.

Afgelopen zaterdag werd de mogelijkheid geopperd te komen tot de instelling van een sociale ombudsman, zeker gedurende de eerste periode om inzicht te krijgen in klachten en incidenten. Misschien is dat ook iets om in Staphorst te overwegen.

Tot zover mijn bijdrage. Bé Veen